Griezelige ontmoeting van de vierde soort

Waarnemingen van UFO’S worden in vier categorieën onderverdeeld, d~ ontmoetingen van respectievelijk de eerste, de tweede, de derde en de vie~ de soort worden genoemd. Een ontmoeting van de eerste soort, een CE-I-contact (CE = close encounter) is een waarneming van een niet te identificeren object dat op de grond of in de directe omgeving van
waarnemer(s) werd gezien. Tot de categorie CE-II behoren waarnemingen die gepaard gaan met fysische effecten of sporen. Bij CE-III-gevallen worden wezens of bemanningsleden waargenomen, en in de categorie CE-IVvallen alle verhalen van mensen die beweren te zijn ontvoerd naar een UFO, waarvan de bemanning met hen in interactie zou zijn getreden.
De Toradja’s en talloze andere volkeren hebben keer op keer duidelijk gemaakt dat zij door wezens uit het universum zijn bezocht; dezen zouden contact met hen hebben gemaakt, en soms zou het zelfs tot geslachtsverkeer zijn gekomen. De bijbel maakt melding van seksuele contacten tussen engelen en vrouwen (Gen. 6:1-2), de Hopi-indianen kennen verhalen over geslachtelijke omgang tussen de wijzen uit het universum en indiaanse meisjes, hemelse ‘draken’ ontvoerdenjonge Chinese meisjes naar hun god­delijke meesters. En in onze tijd lijkt seks in veel van de zogenaamde UFO ­ontvoeringgevallen een essentiële rol te spelen.
Mijn broer dr. Johannes Fiebag’ heeft in de afgelopen jaren honderden getuigenverslagen geanalyseerd en met wetenschappers uit diverse disciplines besproken. In zijn boeken Die Anderen, Contact en Sternentore inventariseert hij het brede spectrum van zulke rechtstreekse contacten met een buitenaardse intelligentie in onze tijd.
Zou zich inderdaad geslachtsverkeer tussen buitenaardse wezens en mensen hebben voorgedaan, dan zou een exacte genetische analyse het bewijs kunnen leveren dat er kosmische ingrepen in het aardse leven hebben plaatsgevonden. De kans dat in het menselijk genoom werkelijk jets gevonden wordt dat op buitenaardse invloeden wijst is mogelijk groter dan velen misschien denken.
De koninklijke Toradja-families van Sangalla, Mengkendek en Ma’kale beweren dat in hun aderen nog altijd het ‘witte’ bloed van hun hemelse voorouders stroomt. Natuurlijk weten de Toradja’s dat het niet werkelijk wit is:
ze weten dat het zich ondanks de adat-regels in de loop der eeuwen met normaal’ menselijk bloed heeft gemengd. Iets dergelijks geldt ook voor de Uru, de ‘niet-mensen’, en hun 'zwarte’ bloed. In de antropologie en de archeologie wordt de genetische analyse intussen gebruikt als methode om menselijke afstammingslijnen tot meer dan 100.000 jaar in het verleden te volgen. Zouden met behulp van deze moderne techniek misschien ook mogelijke afwijkingen in het genetisch materiaal vastgesteld kunnen worden?
In het midden van de jaren tachtig ontwikkelde de latere Nobelprijswinnaar Kary Mullis een methode voor het kopiëren van erfelijk materiaal, die een van de belangrijkste vondsten van de twintigste eeuw zou blijken te zijn. Deze methode heeft de biomedische wetenschap, de evolutiebiologie, de archeologie, de forensische geneeskunde en nog tal van andere takken van wetenschap ingrijpend beïnvloed. Moleculen van het erfelijk materi­aal kunnen in zeer korte tijd miljardvoudig vermeerderd worden; met ‘op maat gemaakte sondes’ kan een heel specifiek deel van het erfelijk materiaal worden opgespoord, en men kan zelfs vaststellen hoe actief een gen in een weefsel is. Voor het ontdekken van onbekende genen is intussen de zogenaamde polymerase-kettingreactie bijzonder nuttig gebleken. Met deze methode kunnen specialisten het erfelijk materiaal zelfs op een nauwkeurig gedefinieerde plek manipuleren. In de Verenigde Staten kent men sinds enige jaren PCR-bouwdozen, waarmee de polymerase-kettingreactie, dus de vermenigvuldiging van erfelijk materiaal, voor kinderen en jongeren op de scholen verduidelijkt wordt. De firma Hoffmann-La Roche werkt momenteel met een enzym dat ongewenste genen uitschakelt en vernietigt voordat het kopiëringproces van het erfelijk materiaal begint.
Dat is in meerdere opzichten interessant. Als we aannemen dat er inderdaad geslachtsverkeer tussen buitenaardse wezens en aardse vrouwen respectievelijk mannen heeft plaatsgevonden, en dat hierbij kinderen zijn verwekt, dan kan men er toch niet van uitgaan dat de beide ouders dezelfde erfmassa hadden. Want daarvoor doen zich in het verloop van een evolutionaire ontwikkeling te veel specifieke invloeden gelden. Zo zijn bij de verschillende culturen op aarde ook verschillende genetische kenmerken tot ontwikkeling gekomen. Maarjuist dat helpt de wetenschappers om bijvoorbeeld de migratie van de indianen naar het Amerikaanse continent, de volksverhuizingen in Europa of zelfs de ‘oer-Eva’, de Afrikaanse ‘moeder van alle mensen’, te kunnen ‘uitrekenen’. Daarmee kan een ‘chronologische agenda’ worden opgesteld, waaruit mutaties in het erfelijk materiaal kunnen worden afgeleid en die duidelijkheid verschaft over het moment waarop een bepaalde combinatie van genetische bouwstenen zich voor het eerst voordeed. Veel genetici denken dat nog voor het jaar 2010 het erfelijk materiaal van de mens volledig in kaart gebracht zal zijn. Als die ‘glazen mens’ er komt, moet het in principe mogelijk zijn om eventuele genetische sporen van buitenaardse wezens te ontdekken. Hiervoor is slechts een aantal moedige onderzoekers vereist, die financieel en materieel worden ondersteund door een instituut. Mocht zo’n project iets opleveren, dan zou dit de betrekkelijk geringe investering alleszins rechtvaardigen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten