De staven van de goden

De ‘Zee van de Andes’, het Titicaca-meer, glinsterde als een groene smaragd toen de ‘Zonnekinderen’, de Inca-koning, de priesters en de edelen, zich naar het in de bergen gelegen Zonne-eiland begaven. De selecte groep verzamelde zich op een klein platform. Daar wilden ze de zonsondergang meemaken. Langzaam daalde het gloeiende hemellichaam naar het meer, de pelgrims met een vurig rode glans omstralend. De onderdanen, die terzijde van het terras stonden, zagen hoe de zon precies tussen twee zuilen naar de kim zweefde en hun heerser, die vóór de zuilen stond, met haar on­dergaande stralen omsloot: hun koning had zich wederom als wettige Zoon van de Zon gemanifesteerd, als zoon van hun godheid.
De oorsprong van de Inca’s zou, zoals we uit verschullende Spaanse bronnen weten, volgens de indianen op de eilanden in het Titicaca-meer hebben gelegen. Er wordt verteld hoe de schepper van de wereld, Viracocha, de hemellichamen beval om zich naar beneden te begeven, naar het grote eiland in het Titicaca-meer. Daarbij zag de zon er merkwaardigerwijze uit als de verschijning van een helder stralende man. Die schitterende gedaante riep Manco Capac en zijn broer erbij en voorspelde beiden een toekomst als heerser. Vervolgens ontvingen zij verschillende voorwerpen, waarna het vreemde lichtverschijnsel weer naar de hemel terugvloog. De twee ‘Zonen van de Zon’ flu stichtten het rijk van de Inca’ s.’
Aan deze epifanie, deze godsverschijning, lijkt ook het bovenbeschreven ritueel van de Inca’s tijdens de winter - en zomerzonnewende te herinneren. Wij weten van het bestaan van dit ritueel sinds de opgravingen die door medewerkers van de universiteit van Illinois in 1998 op de voornaamste pelgrimsplek van het Inca-rijk werden uitgevoerd.
Een andere vertelling verhaalt dat in die tijd de mensen nog in woeste barbarij leefden. De goddelijke vader, de zon, zag dat en besloot twee van zijn kinderen naar de aarde te sturen om het volk lering te brengen. Deze zoon en dochter ontvingen ieder een gouden staf. En waar die staf in de aarde zou verzinken moesten zij zich vestigen.
Broer en zus trokken naar het noorden, waarbij ze telkens weer hun gouden staf op de aarde lieten rusten. Maar pas na een zeer lange tocht kwamen ze aan op een plaats waar de staven meteen in de grond schoten en voorgoed verdwenen. Wat voor objecten kunnen die staven zijn geweest? Laten we eens kijken naar een vergelijkbare legende uit een ander werelddeel, namelijk uit Europa.
In het jaar 4 v.Chr. werd in Cappadocie, het land van Alexander de Grote, een van de fascinerendste mannen van de wereldgeschiedenis geboren:
Apollonius van Tyana. Hij leidde een avontuurlijk leven, dat te vergelijken valt met dat van bijbelse profeten en aartsvaders. Zijn geboorte was al met legenden omgeven. Net als Boeddha, Jezus en Mohammed zou hij door een maagd ter wereld zijn gebracht. Daarbij zouden zich drie ‘dondervogels’ in de lucht hebben verheven en aan het firmament verdwenen zijn. Opmerkelijk is ook dat de Cappadociër al tijdens zijn kinderjaren alle be­kende talen beheerste en op zijn twaalfde naar de universiteit van Tarsus in Cilicië werd gezonden. Twee jaar later verliet hij die eerbiedwaardige instelling weer, omdat zijn ‘leermeesters hem niets meer wisten te leren’. Er volgden vele jaren waarin Apollonius zich in de meest uiteenlopende tempels en heiligdommen liet onderrichten en inwijden. Daar verwierf hij ook een medische kennis die hem als heelmeester wereldvermaard maakte.
De belangrijkste reis van Apollonius en zijn metgezel Damis leidde hen naar India naar de ‘stad van de goden’. Flavius Philostratus, die in de derde eeuw in zijn achtdelige werk Het leven van Apoflonius van Tyana de reizen en daden van deze zeer merkwaardige man voor het eerst schriftelijk vastlegde, vertelt over de moeizame weg naar en door het Himalaya-gebergte, waar hij ten slotte in een mysterieuze stad belandde. In die stad bevonden zich talrijke ‘wonderdingen’.
Men liet de beide ontdekkingsreizigers ‘lichtende stenen’ zien die, als de zon verdwenen was, de stad zó helder verlichtten alsof het nog dag was, ‘bronnen’ waaruit licht naar de hemel straalde alsof het uit schijnwerpers kwam. Er zweefden mensen door de lucht. En metalen gedaanten op drie poten, die ‘door intelligentie, gepaard aan geest, in deze gezegende behuizingen van plaats naar plaats rolden, uit zich zelfbewegend maar gehoor­zamend aan het teken van de goden’, brachten tijdens het gastmaal spijzen en dranken binnen.
‘Ge zijt gekomen bij de mensen die alles weten,’ benadrukte de heerser tijdens het gesprek met Apollonius, naar wiens zeggen ‘die geleerde mannen tegelijk wél en niét op de aarde leefden’.
Een vergelijkbare vertelling over de ‘stad van de goden’ kennen we van de Kafirs, wier origine eveneens in India ligt. In Azië verhalen vele volkeren in hun legenden van de mysterieuze stad Agarthi, een boven de wereld verheyen oord in de Himalaya, waar blanke mensen wonen van wie de voorzaten ooit uit de sterrenwereld zijn gekomen. In het verborgene bepalen zij de lotgevallen van de mensheid.
In de ‘stad van de goden’ kreeg Apollonius een opdracht: hij moest ‘talismans’ - wat dat ook geweest mogen zijn - in verschillende delen van de wereld begraven, op punten die later in de wereldgeschiedenis een belangrijke rol zouden spelen. Komt ons dat niet bekend voor? De Inca’s, de ‘zonen van de zon’, zoals zij zichzelf noemden, lijken een vergelijkbare taak te hebben gekregen. Overigens betekent Apollonius ‘Zoon van Apollo’, dat wil zeggen ‘Zoon van de Zon’.

Laten we het voorgaande nog eens samenvatten:
• Apollonius wordt uit een maagd geboren. Met de huidige medische technieken is dat heel goed mogelijk. Werd er dus, misschien met genetisch gemanipuleerde cellen, een kunstmatige bevruchting uitgevoerd? Een manipulatie die de levensgang van Apollonius voorprogrammeerde?
• Dat een dergelijke ingreep (die destijds slechts door wezens kon worden uitgevoerd die niet van onze planeet afkomstig waren) heeft plaatsgevonden, daarvoor zouden de drie ‘dondervogels’ een aanwijzing kunnen zijn, die naar het firmament opstegen, een metafoor die, zoals we gezien hebben, vaak in verband met raketachtige objecten gebruikt werd.
• Ook de uitzonderlijk hoge intelligentie van Apollonius zou in de richting van zo’n ingreep kunnen wijzen: zijn verbazingwekkende beheersing van alle talen en zijn enorme kennis, die ver boven het gemiddelde lag en al zeer vroeg, toen Apollonius veertien was, die van zijn leermeesters overtrof.
• Apollonius lijkt precies te weten waar zijn doel ligt: de ‘stad van de goden’. Wat destijds alleen maar als toverij begrepen kon worden, behoort voor ons tot het dagelijks leven, zoals die ‘wonderdingen’ ook voor de goden’ jets alledaags waren: gloeilampen en robots.
• De ‘goden’ beschrijven zichzelf als ‘mensen die alles weten’, dus juist niet als goden. Precies datzelfde gedrag treffen we tegenwoordig aan in de verslagen van etnologen die contact maken met pas ontdekte stain-men die nog in de steentijd leven.
• Deze merkwaardige wezens beweren dat ze op aarde leven en tegelijk ook niet. Betekent dat misschien dat ze op elk gewenst moment met hun ruimteschepen de aarde kunnen verlaten, of is het wellicht een aanwijzing voor het bestaan van een parallelle wereld of zelfs van tijdreizigers?
• Kennelijk zijn deze wijze bewoners van de raadselachtige stad in staat om in de toekomst te kijken. want hun uitverkorene moet al even raadselachtige voorwerpen deponeren op plaatsen waar zich later gebeurtenissen van wereldhistorische betekenis zullen voordoen.

Het is onbekend waar Apollonius zijn mysterieuze objecten begroef. Daarentegen weten we vrij nauwkeurig waar de gouden staven van de Inca’s door de aarde werden opgenomen: op de heilige heuvel van Hanacauri, de navel van de wereld’, niet ver van de rijkshoofdstad Cuzco (Peru). Het zou de moeite waard kunnen blijken om daar eens uitgebreide opgravingen te doen. Want wat schreef de directeur van het instituut voor pre-Columbistudies van de Harvard-universiteit, toen zijn collega’s in 1998 ten zuiden van Lima de zeldzame rituele objecten van flinterdun goud uit 1410 v.Chr vonden? ‘Deze vondst toont wederom aan hoe weinig wij van het verleden weten en wat voor verrassingen het voor ons nog onder elke steen in petto kan hebben.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten