Gentechnici in een ver verleden

Aan één gebeurtenis zouden de genetici daarbij bijzondere aandacht moeten schenken: bet ontstaan van de mens. Waar is het wezen dat toen het geboren werd nog een dier was — en toen bet stierf al een mens? Ook in dit geval heeft de gentechnologie al opmerkelijke resultaten geboekt. Men heeft bijvoorbeeld ontdekt dat de wortels van de mensheid in Afrika hebben gelegen. De zoektocht naar de oervrouw ‘Eva’ en de oerman ‘Adam’ heeft in moleculair-genetische zin tot bet volgende resultaat geleid:
Van 150 mensen van verschillende etnische herkomst werd het erfelijk materiaal van de mitochondriën (lichaampjes in het protoplasma die van moederszijde overgeërfd worden) onderzocht om een genetische stamboom te kunnen opstellen. De wortels ervan blijken te liggen bij een gemeenschappelijke oermoeder in Afrika, 140.000 tot 290.000 jaar geleden. Een groep onderzoekers van de Yale-universiteit, de universiteit van Chicago en de Harvard-universiteit kon ook de bijbehorende pendant, de oervader, moleculair-genetisch opsporen. Dit team analyseerde een bepaald Y-chromosoom van achtendertig mannen uit verschillende delen van de wereld. Men koos dat Y-chromosoom omdat dit alleen van vaderszijde wordt overgeërfd. Met verbazing constateerde men dat in de onderzochte sequenties geen afwijkingen voorkwamen, terwijl deze bij andere primaten wél worden aangetroffen. Met deze methode kon voor de homosapiëns een ouderdom van tussen de 188.000 en 270.000 jaar berekend worden. (Berekeningen van Peter Goodfellow van de Britse Cainbridge-universiteit laten zelfs een ouderdom zien die slechts tussen de 3 7.000 en 49.000 jaar ligt.).
De voorouderreeks van de moderne mens is volgens de onderzoekers als het ware door een ‘flessenhals’ gegaan, is uit een populatie van maar heel weinig ‘exemplaren’ voortgekomen, wellicht zelfs inderdaad uit niet meer dan één oer-Eva en één oer-Adam. Maar hoe kon dat gebeuren? Hoe kon hun genoom eenmalig zodanig veranderen dat vervolgens het menselijk wezen ontstond zoals we dat tegenwoordig kennen, en wel van beide geslachten?
Het tweede belangrijke aandachtspunt ligt misschien 150.000 jaar in het verleden. In november 1997 wisten Peter Oefner en Peter Underhill van de Stanford-universiteit minieme genetische afwijkingen aan te tonen in het erfelijk materiaal van de celkernen van mensen die ongeveer 150.000 jaar geleden aan een wereldomspannende trektocht begonnen. De betreffende plek in het y-chromosoom wordt gekenmerkt door een adenine­bouwsteentje, een van de vier ‘letters’ van ons genetisch alfabet. Het zou volgens de analyses van Oefner en Underhill in plaats van een thyminebouwsteentje zijn ‘ingebracht’; op een andere plek werd een guaninebouwsteentje eveneens door adenine vervangen. Wat was de aanleiding voor die verandering? Werd deze misschien kunstmatig uitgevoerd? Wie was daar honderd - of tweehonderdduizend jaar geleden toe in staat? Op die vraag kan waarschijnlijk maar één antwoord bestaan: intelligente ruimtereizigers van verre planetenstelsels, wier voorouders zelf ooit een vergelijkbare (toevallige of gestuurde) evolutie hadden beleefd.

Veel evolutiewetenschappers hebben tot nu toe de naïeve opvatting gehuldigd dat de evolutie van de mens begon toen de primaten rechtop gingen lopen. Dat dit een dwaling is, wordt echter steeds duidelijker. Miljoenen jaren geleden liep de voorganger van de mens al rechtop, maar zijn hersenvolume kwam overeen met dat van de huidige chimpansee. In de zomer van 1998 toonden de antropologen Glenn Conroy (Washington) en Horst Seidler (Wenen) bovendien de onjuistheid aan van de stelling dat een in 1989 in Zuid-Afrika gevonden 2,7 miljoen jaar oude schedel van een Australopithecus al een hersenvolume van 600 kubieke centimeter zou hebben bevat. Van die inhoud bleef na toepassing van moderne meetmethodes nog maar 500 kubieke centimeter over. Vergelijkende metingen bij andere Australopithecinen leverden zelfs een hersenvolume van slechts 370 kubieke centimeter op.
Dr. Conroy: ‘1k was verbijsterd, want eigenlijk had zich een kwantitatieve sprong in de hersenomvang moeten voordoen, die de vroege hominidae van de mensapen onderscheidde.’ Maar ook de hersenen van een chimpansee hebben die inhoud. Is dan bij enkele Australopithicenen het volume van de hersenen met een sprong groter geworden? vraagt een geïrriteerde Conroy zich af. Dat is dan het volgende raadsel dat opgelost moet worden: wanneer en waarom vond die sprongsgewijze toename van de hersenomvang plaats?

Als we over dergelijke mutaties van het menselijk genoom spreken, moeten we ten slotte één ding duidelijk beseffen: onze eigen genetici zijn tegenwoordig juist op het punt beland waarover wij in dit hoofdstuk hebben nagedacht. Dat alles is geen toekomstmuziek meer, het is al realiteit. Het transgene schaap ‘Polly’ werd in tegenstelling tot het eerste gekloonde schaap ‘Dolly’ al uit erfelijk materiaal van een van tevoren gentechnisch veranderd levend wezen verwekt. Uit vele kunstmatig bevruchte dierlijke eicellen ontwikkelen zich alleen de met menselijk erfelijk materiaal toegeruste cellen die over de gewenste eigenschappen beschikken. En op 14 augustus 1998 was op het Internet het volgende bericht van de redactie van Bild derWissenschaft te lezen: ‘Een selecte groep Amerikaanse wetenschappers heeft tijdens een symposium aan de universiteit van Californië in Los Angeles de mogelijkheid van kiembaangentherapieën voor de mens gepropageerd. Door “germ line engineering” zou men... de mens in het algemeen kunnen “optimaliseren”. Het doel: duurzame perfectionering van het menselijk erfelijk materiaal. Zo hebben wetenschappers al een zekere virtuositeit bereikt in het wijzigen van de kiembanen van muizen om langs die weg zowel economisch als wetenschappelijk bruikbare schepselen te creëren.’
De onderzoekers zijn van oordeel dat men de bestaande genen kan inbouwen in de chromosomenhuishouding van een mens in wording of zelfs kunstmatige genen kan ontwikkelen die zich in menselijke eicellen laten binnenloodsen. ‘Om een onbeheerste verbreiding van die genen te verhinderen zou men ze van een soort schakelaar moeten voorzien, waarmee men ze naar believen kan activeren of deactiveren.

Kunstmatige genen moeten het menselijk erfelijk materiaal perfectioneren. Zij die dat voorstellen zijn eersterangs specialisten als de vermaarde medicus French Anderson, de moleculair-biologen Leroy Hood en Daniel Kashland en de Nobelprijswinnaar James Watson. De geneticus Gregory Stock verklaarde zelfs: ‘Wij onderwerpen ons aan dezelfde machtige krachten van het bewuste design die de wereld om ons heen een compleet nieu­we vorm hebben gegeven.’ Hij heeft daarmee de situatie misschien nauwkeuriger omschreven dan in zijn bedoeling lag. De mens is, wellicht al aeonen geleden, bewust vormgegeven volgens het plan van een ‘Designer’, en toegerust met in zijn celkernen binnengeloodste kunstmatige genen, die zich zelfstandig kunnen activeren of deactiveren — op aarde of in de kosmos.
Prof. Furrer heeft tijdens een radio-interview met de wetenschapsjournalist Torsten Sasse de volgende tot nadenken stemmende gedachten uitgesproken:
‘Als iemand vraagt: “Wat is de mens?”, dan zeg ik: die trekt eropuit! Die verlaat zijn continent, die gaat onder water, boven water, naar de Noordpool — hij trekt er altijd op uit. Hij trekt er zelfs op uit als iemand anders tegen hem zegt: de aarde is een platte schijf en je zult eraf vallen! Dan zegt hij: dat geloof ik niet, dat moet ik zelf zien. En trekt eropuit. En nu zijn we zover dat we de aarde gehad hebben, daar hebben we overal rondgekropen. Nu hebben we de mogelijkheid het verderop te zoeken. Dus trekt de mens er wederom op uit, de ruimte in. Waarom ook zou hij opeens niet meer verdergaan?’

Misschien werd die aandrang de ‘oer-Adam’ en zijn ‘oer-Eva’ al bij de geboorte meegegeven. Een groepje prehistorische mensen vertrok ooit, honderdduizend jaar geleden, uit het zuiden van Afrika om stormenderhand de wereld te veroveren. Let wel: een heel klein groepje, waarvan de nakomelingen echter zo talrijk zouden worden als de sterren aan de hemel. Wat bracht hen er opeens toe om door de droogste zand - en steenwoestijnen van de wereld, door jungles vol gevaren en valleien vol heerlijk lentegroen maar verder te trekken, steeds weer verder, enkelen achter te laten, om we­derom op reis te gaan, naar de sneeuw - en ijsvlakten van de aarde, over reusachtige oceanen, om dan weer, de ene generatie na de andere, naar onherbergzame streken of de fraaiste landschappen van de aarde te trekken? Hitte en kou, gevaren en ziekten negerend trok de mens steeds verder. Hij maakte zich op om culturele en intellectuele prestaties van een weergaloze grootsheid te leveren, om dan, nadat hij dat allemaal had gedaan, er duizenden jaren later opnieuw op uit te trekken, ditmaal de ruimte in. En juist op dat moment lijkt weer een andere ‘genschakelaar’ te zijn ‘aangeklikt’, eentje die tot nu toe niet werd gebruikt, en die de mens in staat stelt om zich in een volkomen vreemde omgeving - de toestand van gewichtloosheid in de ruimte - te kunnen oriënteren.
Arthur C. Clarke, de bekende sciencefictionauteur, vertelde de volgende anekdote: “‘Een bestaan op het vasteland,” zouden de meer conservatieve vissen een miljard jaar geleden tegen hun amfibische verwanten gezegd kunnen hebben, “zal in niets meer lijken op het leven van een vis: wij blijven waar we zijn.” En dat deden ze. Het zijn nog altijd vissen.
De Toradja’s en andere volkeren wachten al honderden, duizenden jaren op het moment waarop ze eindelijk de aarde kunnen verlaten, om op reis te gaan naar kosmische verten. Hoe zullen wij veranderen, nu wij op het punt staan onze planeet inderdaad te verlaten. Wie weet is ook dat 'eindproduct’ van de menselijke ontwikkeling al lang geleden voorgeprogrammeerd...

Nader tot de sterren: bewijzen
Men kan zelfs het verleden veranderen.
De historici bewijzen dat telkens opnieuw.
JEAN-PAUL SARTRE

Zijn er bewijzen dat buitenaardse wezens ooit de aarde hebben bezocht? Tastbare bewijzen? Het antwoord luidt: ja. We weten zelfs hoe ze eruitzien, we weten waar ze lagen, en van enkele ervan weten we zelfs waar ze zich op dit moment bevinden. Nu moeten er wegen gevonden worden om ze te bergen en te onderzoeken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten