Waar zouden de genetici concreet naar kunnen zoeken? Om te beginnen naar genen die plotseling in het menselijke genetische bouwwerk verschijnen, en die ook geen dierlijke of plantaardige voorlopers kennen. Het onderzoek van de afgelopen jaren heeft al tot de publicatie van de eerste volledige genetische blauwdruk van een organisme geleid. Een internationaal onderzoeksteam is erin geslaagd de bakkersgist Saccharomyces cerevisiae compleet te ‘decoderen’: een lijst van ongeveer twaalf miljoen basenparen is het indrukwekkende resultaat. In 1996 waren al meer dan 6000 genen geidentificeerd en kon men van een derde deel van het erfelijk materiaal de precieze functie bepalen, terwijl men bij de helft van de resterende genen een vermoeden van die functie had. Hoe meer men de komende jaren in staat zal zijn om ontwikkelingsprocessen aan afzonderlijke genen of genengroepen te koppelen, des te sneller kunnen mogelijke buitenaardse genen zonder voorlopers ontdekt worden.
Verder kunnen gen-sondes gericht blijven zoeken naar inactieve genen. Men kan er namelijk van uitgaan dat een gen dat onder andere evolutionaire omstandigheden geselecteerd werd, in de ‘nieuwe’ planetaire leefwereld niet meer direct nodig is en daarom op non-actief wordt gesteld. Deze werkwijze om in het complexe menselijk genoom naar ‘uitgeschakelde’ genen te zoeken, zou eenvoudiger uitvoerbaar zijn dan het moeizame toeschrijven van elke afzonderlijke functie aan een bijbehorend afzonderlijk gen.
De grote vraag is hoe het hypothetische buitenaardse gen er dan in kon slagen om het menselijk genoom binnen te dringen, om als het ware een ‘heimelijke ontmoeting van de vijfde soort’ tot stand te brengen. Is dat eigenlijk wel mogelijk? We weten toch allemaal dat zelfs zulke evolutionair zeer naaste verwanten als mensen en apen elkaar niet kunnen bevruchten.
Om nader op die vraag in te kunnen gaan, moeten we een uitstapje maken de wereld van de genen, het DNA, het RNA en de chromosomen. Elke dubbele helix van het DNA, waarin menselijk erfelijk materiaal gecodeerd ligt opgeslagen, wordt chromosoom genoemd. Wij mensen hebben drieëntwintig verschillende chromosomenparen. Elk DNA-molecuul is opgebouwd uit kleine bouwstenen, die nucleotiden worden genoemd en in vier vormen voorkomen. Uit de combinaties van deze vier nucleotiden bestaat de volledige taal van het leven.3 Eén menselijk chromosoom bevat ongeveer vijf miljard nucleotidenparen. Via deze genetische instructies zijn wij weliswaar, in min of meerdere mate, aan alle levende organismen op aarde verwant, maar als er ook maar één chromosoom ontbreekt is wederzijdse bevruchting niet meer mogelijk. Hoezeer zouden wij ons dan wel niet van het aardse leven onderscheiden? Zou verwekking van nieuw leven door twee dermate verschillende wezens eigenlijk wel mogelijk zijn? Ja en nee.
Een natuurlijke voortplanting zou alleen mogelijk zijn als beide sekspartners met dezelfde genetische bagage zijn uitgerust. Maar dan zouden de buitenaardse bezoekers en wij ook dezelfde vroege voorouders moeten hebben, wat zou betekenen dat ofwel het menselijk leven niet op aarde is ontstaan of de buitenaardse wezens afstammelingen zijn van mensen. Beide hypothetische mogelijkheden kunnen op goede gronden uitgesloten worden. Aardse astronauten zouden dan namelijk vele honderdduizenden jaren geleden op reis moeten zijn gegaan in de ruimte om pas in historische tijden weer terug te keren. En voor een dergelijke zeer vroege technische civilisatie op onze planeet is geen enkele aanwijzing te vinden. Er zijn tot nu toe geen archeologische vondsten gedaan die anders doen vermoeden, en evenmin zijn er uitgeputte delfstofreservoirs, oude satellieten in stationaire banen om de aarde of andere sporen van een ruimtevaart bedrijvend mensenras uit zeer vroege tijden ontdekt. Anderzijds is de inhoud van het menselijk genoom dermate sterk aan dat van de andere levende wezens op aarde verwant, bevatten onze ‘genetische bibliotheek’ en die van onze medeschepselen zoveel identieke pagina’s en zinnen, dat een louter buitenaardse herkomst onmogelijk moet worden genoemd.
Maar dat alles sluit niet uit dat er kunstmatige ingrepen in het menselijk bestaan kunnen hebben plaatsgevonden, zoals het moderne UFO-onderzoek uitwijst. Dr. J. Fiebag heeft ettelijke gevallen van enbryo-diefstal en het verwekken van hybride kinderen door buitenaardse wezens onderzocht. Zo beschrijft hij het geval van Franziska Sutter, die in de jaren zeventig mogelijk door buitenaardsen werd bevrucht en bij wie eicellen uit de eierstokken werden weggenomen. Zulke verhalen worden door vele vrouwen verteld. Zoals door Monika Goldmann uit Thüringen, die droomachtige herinneringen heeft aan een kunstmatige geboorte, ‘Ik merkte van die ingreep niets, maar zag het kind later. Het was klein en had grote donkere ogen. Het was in een witte doek gehuld, zodat alleen het hoofd te zien was. Eigenlijk was het een normaal menselijk gezicht – behalve die ogen.’
Hoewel mevrouw Goldmann duidelijke tekenen van een feitelijke zwangerschap vertoonde, kan toch niet met zekerheid beweerd worden dat zij iets ‘ werkelijks’ beleefd heeft. Zouden deze vrouwen daadwerkelijk contact met een buitenaardse intelligentie hebben gehad en is eer inderdaad een bevruchtingsproces uitgevoerd, dan zouden sporen daarvan moeten zijn aan te wijzen in het genoom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten