Cook

Over de kans op succes van de zoektocht naar dergelijke artefacten kunnen we vrij optimistisch zijn. Want ook in dit geval kunnen vergelijkingen met de cargo-culten getrokken worden. Toen captain James Cook op 29 maart 1777 op de kust van Mangaia landde, geloofden de bezoekers van die later Cook Eilanden genoemde wereld dat er ‘bezoekers uit de geestenwereld’ verschenen waren, en zelfs dat de grote god Motoro met een ‘machtige kano zonder roeiers en drijvers’ en op een ‘levend monster uit de diepte’ naar hen toe was gekomen. De inheemsen bespraken met elkaar wat ze moesten doen. En nadat men daarover twee sjamaan-priesters had geconsulteerd besloot men een officiële delegatie naar de ‘godenschepen’ af te vaardigen.
Interessant is wat de missionaris William Wyatt Gill over dat contact te horen kreeg toen hij een eeuw later als eerste blanke de eilanden opnieuw bezocht. De Polynesiërs hadden de historie van de ontmoeting met Motoro/Cook zo nauwkeurig van generatie op generatie mondeling overgeleverd dat deze, op enkele onbelangrijke kleinigheden na, precies overeenstemde met wat James Cook in zijn logboek had genoteerd. Verder had captain Cook een aantal dingen achtergelaten die intussen als met heilig mana geladen relikwieën vereerd werden.
WW. Gill volgde het spoor van die objecten. Cook had een lid van de stam een bijl cadeau gedaan. De eilanders vertelden de missionaris waar Cook de bijl voor gebruikte en voor welke doeleinden de eerste eigenaar van die bijl op het eiland hem had gebruikt, bijvoorbeeld voor het ontschorsen van boomstammen. Maar de bijl werd ook al spoedig cultisch geïntegreerd. Met de bijl bracht men de god Rongo mensenoffers, en de ‘daden’ van de bijl werden in liederen poëtisch overgeleverd. De bewoners van de Cook Eilanden overhandigden de bijl ten slotte aan WW Gill, omdat deze toch een landgenoot van Motoro (James Cook) was.
Behalve die bijl spoorde Gill ook een mes en kralen op. Die laatste werden om hun kleur, die op die van het 'vaste blauwe hemelgewelf daarboven' leek, ‘hemelsplinters’ genoemd. Zelfs een spijker werd als relikwie bewaard. In een dramatische beurtzang, die mimische, gesticulatieve en andere theatrale elementen bevatte, beeldden de eilandbewoners ook in latere tijden het bezoek van James Cook uit. Het koor bootste daarbij in mineurklanken het ritme van de roeiriemen na, aanzwellend als dat van een snel aanstormende roeiboot, om ten slotte af te breken, alsof het schip in een geweldige brandingsgolf tot stilstand was gekomen. Ook werden de diverse richtingen aangeduid die loodsen Cook hadden aangewezen opdat hij de baai kon binnenvaren. Ze zongen liederen als het volgende: ‘Ze zijn wit van gezicht - witgezichtmannen en Beretane. Een volk met een vreemde taal kwam uit een ver land.’ Daarbij werd geprobeerd om de vreemdsoortige taal van deze ‘Beretane’ (Brittanniërs, Engelsen) fonetisch te imiteren. Interessant is ook dat de inheemsen al vrij snel inzagen dat de vreemdelingen weliswaar een 'goddelijke afstamming’ hadden, maar geen echte goden waren, want ze aten, verwondden zich en bleken sterfelijk.
Niettemin werd de mare van de Cook-expeditie ook over de naburige eilanden verbreid. De Rarotonganen richtten smeekbeden tot de goddelijke
Cook:

o grote Tangaroa, zend uw grote schip naar ons land, laat ons de Cookees zien! Grote Tangiia, zend ons kalme zee, zend ons gunstige wind, om de wijd en zijd beroemde Cookees naar ons land te brengen, opdat zij ons ijzer en spijkers en bijlen geven! Laat ons de drijverloze kano’s zien!

De ironie van het verhaal: die gebeden werden verhoord, en de ‘Cookees’ kwamen terug, zij het onder veel aardsere voortekenen dan de eilanders zich hadden voorgesteld. Voor ons is deze hele geschiedenis een exemplarisch voorbeeld van een cargo-cultus, waarin de hele bandbreedte van dit verschijnsel vertegenwoordigd is. Mensen worden op grond van hun superieure techniek als goden beschouwd, en de inheemse cultuur assimileert de ongelofelijke ontmoeting in haar kunst, vertellingen en liederen. Uit dat contact ontstaat een religie. En de achtergelaten voorwerpen worden tot heilige relikwieën verheven. Men bewaakt ze en hun geschiedenis wordt aan kinderen en kleinkinderen doorgegeven.
Precies zo moet het gegaan zijn met objecten die door kosmische bezoekers werden achtergelaten, als die inderdaad in lang vervlogen tijden op onze aarde geland zijn. Een dergelijk buitenaards artefact moet, willen wij het ook als zodanig kunnen identificeren, met name aan de volgende twee voorwaarden voldoen:
• Het moet zijn ontstaan onmiskenbaar aan de technologie van een hoogontwikkelde civilisatie te danken hebben.
• We moeten met volledige zekerheid kunnen uitsluiten dat die technologie van aardse origine is en uit onze tegenwoordige tijd stamt.

De in 1998 overleden grote Amerikaanse radioastronoom prof. Michael Papagiannis merkte al in 1982 op: ‘Wij zouden op komende generaties toch een vrij sullige indruk maken als we er maar steeds mee door zouden blijven gaan om het antwoord in de verre sterrenwereld te zoeken, terwijl het al die tijd hier, in ons eigen zonnestelsel, te vinden was.’ Er zijn inderdaad enkele uitstekende ‘kandidaten’ voor het ‘project SETA’, de zoektocht naar buitenaardse artefacten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten