Het zoeken naar buitenaardse intelligentie, werd in 1959 door Philip Morrison en Giuseppe Cocconi ingeleid met de volgende woorden: ‘Wij nemen aan dat ze lang geleden een informatieverbinding hebben aangelegd die wij van onze kant op een dag zullen ontdekken, en dat zij geduldig in hun zonnestelsel op een antwoord wachten waaruit hun blijkt dat een nieuwe samenleving tot de gemeenschap van met rede begiftigde wezens is toegetreden.’ Sindsdien hebben radioastronomen naar berichten uit de sterrenwereld gespeurd en pluizen ze het spectrum van mogelijke kanalen verder uit, ook al is de kans om langs die weg een boodschap uit de kosmos te ontvangen uiterst gering. Want we moeten ervan uitgaan dat een technische supercivilisatie van andere communicatiemogelijkheden gebruikmaakt dan van de langzame radiogolven.
Als er echter bemande of onbemande bezoeken aan onze planeet hebben plaatsgevonden, dan kan aangenomen worden dat aanwijzingen daarvoor niet alleen in mythen, artistieke weergaven (afbeeldingen, reliëfs, sieraden), abstracte symbolen en bouwwerken gevonden kunnen worden. De fysicus en ruimterechtspecialist dr. Robert A. Freitas heeft als eerste een doelgerichte zoektocht naar buitenaardse artefacten (SETA = Search for Extraterrestrial Artefacts) voorgesteld. Zijn hypothese luidt:
Een technologisch hoogontwikkelde buitenaardse civilisatie heeft een lange termijnprogramma voor interstellair onderzoek ingesteld, met gebruikmaking van uitgezonden materiële artefacten.
Als die aanname klopt, zou een bewijs voor het bestaan van zulke buitenaardse verkenners in ons zonnestelsel — misschien zelfs op de aarde zelf —te vinden moeten zijn.
Natuurlijk kunnen we over de motieven van deze buitenaardse wezens alleen maar speculeren. Maar we kunnen er toch met enig recht van uitgaan dat een technisch ver geavanceerde civilisatie een camouflagesysteem voor haar verkenningssondes heeft ontwikkeld waar wij niet of maar heel moeilijk doorheen kunnen komen. Tenzij dat door de andere partij vanaf een bepaald moment juist gewenst wordt. Voor dergelijke objecten — die aan volledige geheimhouding onderworpen zouden zijn - zijn al enkele logische stationeringpunten berekend. Het gaat daarbij met name om bepaalde gebieden tussen de aarde en de maan, waar deze beide hemellichamen elkaars zwaartekracht opheffen en een sonde dus miljoenen jaren vrijwel zonder koerscorrectie kan voort zweven , en daarnaast wordt gedacht aan excentrische kometen, manen enzovoort. Dergelijke artefacten zouden echter vooralsnog toevalstreffers zijn.
Voor de aarde zelf komen drie categorieën artefacten in aanmerking. De eerste categorie bestaat uit onopzettelijk achtergelaten voorwerpen, zoek geraakte, vergeten of onbruikbaar geworden apparaten, vergelijkbaar met de dingen die onze astronauten bij hun bezoeken aan de maan achterlieten. Tot de tweede categorie zou men bewust achtergelaten artefacten kunnen rekenen, die aan de mensen gegeven werden zonder dat deze een rechtstreekse boodschap voor latere tijden bevatten. Zo overhandigen onderzoekers vriendschapsgeschenken aan inheemsen: van glazen kralen tot en met bijlen met ijzeren bladen. Tot de derde categorie ten slotte behoren op de aarde of in het zonnestelsel gesitueerde databanken, die ons op een zeker tijdstip (dat door de bezoekers vastgesteld zou kunnen zijn) over de aanwezigheid, over de motieven of alleen maar over het bestaan van die
bezoekers moeten informeren. Wij zelf hebben bij ons onderzoek van het universum die weg gekozen en zenden met sondes boodschappen naar Mars, naar de manen van Saturnus en zelfs naar de ruimte buiten ons zonnestelsel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten