De niet-mensen

In de streek van Tiahuanaco leefden ooit de Uru, ook Kot-Sun genaamd. die door sommige onderzoekers als de interessantste indianen van de Andes beschouwd worden. Tegenwoordig vormen ze ‘een tot uitsterven gedoemd groepje mensen, die — en dat is wel het merkwaardigste — categorisch weigeren tot de mensen te worden gerekend’ •32 Ver van de drukte van het moderne leven bewonen zij op het heilige Andes-meer kunstmatige drijvende rieteilanden. Ook in onze tijd zijn ze alleen met bootjes te bereiken, en ze bezorgen Peruaanse en Boliviaanse ambtenaren menige slapeloze nacht, omdat ze na een onweer in de Cordilleras van de ene dag op de andere van nationaliteit wisselen als hun eilandjes naar de buurstaat zijn gedreven. Tot enkele decennia geleden betraden de mannen van de Uru vrijwel nooit bet vasteland. Met andere indianen wilden deze ‘niet-mensen’ niets te makn hebben, hoewel hun yolk vroeger tot aan de kust van de Stille Oceaan frefde. Hun herinneringen aan de immigratiegolven, die hen ten slotte tot in het Titicaca-meer terugdreven, zijn vaag. Maar hun mythen rond een uenen stad, Tiahuanaco, zijn heel duidelijk. De Franse etnoloog Jean Velird heeft een deel van deze mythen te boek gesteld.
Wij, de anderen, wij, de meerbewoners - de Kot-Sun - wij zijn geen mensen,’ vertellen zij. ‘Wij waren er eerder dan de Inca’s, en nog voor de Vader ~ Hemels Tatiü de mensen schiep, de Aymara, de Ketschua, de blanken. ‘ij waren er zelfs al voordat de zon de aarde begon te verlichten... Destijds, in het Titicaca-meer veel groter was dan nu... Reeds toen hebben onze vaders geleefd. Nee, wij zijn geen mensen... Wij spreken geen menselijke taal, en de mensen begrijpen niet wat wij zeggen. Ons hoofd is anders dan het hoofd van de indianen. Wij zijn heel oud, wij zijn de oudsten... Wij zijn geen mensen.’
In de tijd toen er nog geen mensen op aarde leefden, alleen de Uru, werden de steden van de Altiplano gebouwd, waaronder het roemrijke Tiahuanaco. Destijds, zo beweren zij, zagen ze er ook nog anders uit dan nu, net als de figuren in Tiahuanaco. Ze waren maar heel geleidelijkveranderd, tot ze hun huidige, mensachtige vorm hadden gekregen. In het tweede tijdperk van de geschiedenis zijn de Uru in ongenade gevallen; de mensen van de aarde bewonen nu de Andes en alle leven in Tiahuanaco verdween.
Het is wel een heel merkwaardig verhaal dat de Uru over zichzelf vertellen. Ze zeggen niet dat zij Tiahuanaco bouwden, maar dat ze ooit die stad bewoonden. Ze zeggen dat ze geen mensen zijn. Maar wat zijn ze dan wel? En waarom beweren ze dat telkens weer? Wat is de reële kern van dat verhaal? Is er nog een mogelijkheid om hun uitspraken te toetsen?

Overal in het oude Peru geloofden de mensen dat zij ooit rechtstreeks contact met kennisbrengers uit het heelal hadden gehad. Daarom aanbaden ze de hemellichamen, die bijna nergens ter wereld zo mooi fonkelen als in de ijle, heldere lucht boven hun land, en versierden ze hun tempels of hun profane keramiek met afbeeldingen van de zon, de maan en de sterren. Het is echter een wijdverbreid misverstand dat de oude indiaanse volkeren zon - en sterrenaanbidders’ waren. Want zij aanbaden niet de hemellichamen zelf, maar vereerden de kracht en de wezens die volgens hen ‘daar’, in de sterrenwereld, moesten huizen.
Dat wordt bijzonder duidelijk als we kijken naar de overlevering van Chimü. De Chimü-indianen geloven net als de Uru en de Toradja’s dat mensen zelf uit de sterrenwereld naar de aarde zijn gekomen. Nog lang na de verovering van Peru door de conquistadores en de christelijke missionering moest de aartsbisschop van Lima de priesters van zijn diocees opdragen om in hun parochies de overtuiging van de tot het Christendom bekeerde indianen dat de voorzaten van de mensen uit de ruimte, uit heelal zouden zijn gekomen, fel te bestrijden.Hoe blind en Oost-lndisch doof moeten al die archeologen, antropologen, godsdienstwetenschappers en etnologen niet zijn als hun maar niet wil opvallen wat zo overduidelijk in alle tijden en door alle volkeren van de wereld -- al wonen die nog zo ver uiteen - wordt overgeleverd? Hoe geborneerd moet men wel niet zijn als men niet eens kennis wil nemen van geschriften over ruimteschepen en reconstructies van vliegtuigen, en deze zaken louter aan fantasie, drugsgebruik en natuurverschijnselen wil toeschrijven?

Prof Rolf Ulbrich uit Berlijn behoort niet tot die categorie van pre-galileïsche wetenschappers. Hij durft man en paard te noemen:
‘Sinds wij alles wat wij nodig hebben en vrezen met behulp van de techniek zelfkunnen maken is onze belangstelling voor materiële en geestelijke invloeden van buitenaf verdwenen, en de goden en andere zonderlinge wezens, die vroeger om onbekende redenen naar de aarde afdaalden en met de mensen praatten, behoren nu alleen nog tot de wereld van sagen en sprookjes. Sinds wij hen als loutere herinneringen in tempels, kerken, zuilen, tabernakels, kloosters en kastelen hebben ingemetseld, mogen ze alleen daar nog wonen, maar niet meer met ons praten. Men wil deze wezens niet eens meer “geestelijk” bij ons laten landen.
Omdat er in onze tijd geen wetenschappelijk aantoonbaar contact met buitenaardse wezens bestaat, concluderen de representanten van de geocentrische logica dat zulke contacten vroeger evenmin hebben plaatsgevonden en dat het in de toekomst ook niet zo ver zal komen. De goden van talrijke religies worden in een handomdraai naar het rijk van de mythologie verwezen...
De mens negeert zijn geschiedenis, zijn ervaringen en zijn religies, omdat hij modern wil zijn. Daarbij vergeet hij dat er zonder verleden geen toekomst bestaat.’


De pre-aardse mens

Is de mens ook voor een Ieven buiten de aarde gemaakt?
Dat is een van de spannendste vragen. En die spannende
vraag raakt natuurlijk aan het beeld dat de mens van
zichzelf heeft.

PROF. REINHARD FURRER,
FYSICUS EN ASTRONAUT (1940-1995)
Het brein van de mens beschikt over ‘cognitieve kaarten’, neuronale representaties van gebieden die hij al kent, zodat hij daarin blind zijn weg kan vinden. Als nu een astronaut de aarde verlaat komt hij in een toestand waarin, door de gewichtloosheid, de sensorische boodschappen van de buitenwereld heel anders zijn. Op aarde heeft de mens tien tot vijftien jaar nodig om zijn ‘cognitieve programmering’ af te ronden. Waarom slaagt hij er dan al na ongelofelijk korte tijd en zonder moeite in om aan de omstan­digheden in de ruimte te wennen? Is de mens daar genetisch misschien al op ingesteld, zodat hij niet alleen met de leefwereld op aarde maar ook met de situatie in de ruimte kan omgaan? Volgens de evolutietheorie zou dat onmogelijk zijn. Tenzij er een gerichte, kunstmatige genetische manipulatie heeft plaatsgevonden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten