Naast Egypte en Soemerië bestaat in de Indiase cultuursfeer buitengewoon veel informatie over mogelijke contacten met de ‘Anderen’ (intelligente wezens van buiten de aarde). Lutz Gentes die een vergelijkingsmethode heeft ontwikkeld ter bestudering van de psychologische verschijnselen die zich kunnen voordoen bij een plotselinge interactie tussen technologisch ver gevorderde en minder hoogontwikkelde culturen, heeft in dat kader ook de epische literatuur van India geanalyseerd. In zijn werk “Die Wirklichkeit der Götter” citeert hij een passage uit het “Purâna-epos”. Kennelijk wordt daarin een gevecht (of iets wat de warnemer daarvan zo interpreteerde) tegen een zogenoemd ‘Saubha-vliegtoestel’ van Shâlva beschreven:
De door Mâyâ gebouwde luchtwagen Saubha was echter een zo wonderbaarlijk geconstrueerd toestel, dat het soms als een groep en soms als één ding verscheen en nu en dan onzichtbaar was.
Voor de vijanden (de Yâdavas) was het daarom heel moeilijk, het te onderscheiden of zijn eigenschappen te begrijpen, en waar het zich telkens bevond.
Soms was de Saubha op de grond, soms vloog hij door de hemel; van tijd tot tijd rustte hij op de top van een berg, en soms dreef hij op het water.
Bij tijden wervelde hij rond als een uitslaande brand en hield hij nergens stil.
Dat merkwaardige toestel wordt telkens weer waargenomen als het vrijwel onaantastbaar, op enekel kilometers afstand, in de hemel zweeft. Maar tenslotte weet de goddelijke Krishna een voltreffer te plaatsen en dreigt de vliegende vesting neer te storten. De “Mahâbhârata” becommentarieert de gebeurtenissen als volgt:
Toen Shâlva, de heer van saubha, de getroffen inzittenden zag vallen, betrok hij mij in een tovergevecht….
Hij slingerde raketten naar mij, projectielen….
Vlammenwerpers –onafgebroken.
De hemel, grote koning, leek enkele honderden zonnen,
Enkele honderden manen te bevatten…en enkele honderden myriaden sterren.
Dag nog nacht waren te herkennen, noch de windstreken….
Dergelijke oorlogsvoeren komen ons, die de moderne oorlogvoering kennen, niet zo vreemd voor. Duizenden jaren geleden konden mensen dat hemelse inferno echter alleen magisch, als tovenarij verklaren – en dat valt vanuit een gedragspsychologisch standpunt heel goed te begrijpen.
Als we aan een laag overvliegende straaljager of de lancering van een raket denken, kunnen we er een vermoeden van krijgen hoe iets dergelijks lang geleden moet zijn overgekomen op toeschouwers die onmogelijk konden begrijpen wat er gebeurde: ze schrokken zich dood. In het epos Mahâbhârata wordt deze onheilspellende ervaring heel aanschouwelijk beschreven:
In die tijd ontstond aan de hemel het tumultueuze geluid van alle muziekinstrumenten van de hemelwezens,
Het lawaai van wagenwielen en het luiden van klokken…
Roofdieren, klein wild en alle soorten vogels brulden en schreeuwden alom, en Ghandarvas en Apsarâs volgden van alle kanten de koning der goden (Indra), die de vijand bestreed, in hun wagens die als de zon waren…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten