Zeer oude afbeeldingen van vliegende toestellen vindt men op rotsgravures in het dal van de Indus, vlak bij de Nanga Parbat. Daar werden er zo’n dertigduizend afzonderlijke tekeningen ontdekt, alsook vijfduizend inscripties in tien verschillende talen.
Deze gravures dateren deels uit de prehistorie, en sommige zijn wel achtduizend jaar oud. Vanaf de 1ste eeuw nc. Tot omstreeks het jaar 1000 ontstonden talloze boeddhistische symbolen, maar vooral stoepa-afbeeldingen. De jongste stammen uit de pre-islamitische periode van de 14de-15de eeuw, toen zonnesymbolen in waren.
De rotstekeninggalerij biedt ruimschoots stof voor unieke socio-religieuze en multiculturele historische studies.
Sommige van de gegraveerde wezens dragen helmen voorzien van antennes. De niet tot astronautentheorieën genegen archeologen zien daar eerder een haren – of stralenkrans in.
Er kan voorlopig het volgende worden vastgesteld:
1. De dertig afbeeldingen van de ‘reuzen’ behoren tot de oudste gravures.
2. Ze onderscheiden zich door hun uitzonderlijke lengte, meer dan twee meter.
3. In de loop van de duizenden jaren na hun ontstaan werden ze nooit aangetast: er werden geen delen van weg geschraapt en er werd ook niet overheen gegraveerd. Men liet ze bovendien steeds apart staan, d.w.z. : er werden geen nieuwe tekeningen in de directe nabijheid ervan gemaakt.
4. Ze staan wijdbeens en met uitgestrekte armen.
5. Ze dragen ‘helmen’ met ‘antennes’.
6. De scheppers van deze afbeeldingen zijn, evenals de redenen die ze voor het maken daarvan hadden, onbekend.
7. Door de archeologen zijn ze, vanwege het unieke van hun weergave en het feit dat ze apart staan van andere tekeningen, als ‘hogere wezens’ geclassificeerd.
In de rotswanden van Karakoram werden honderden stoepa’s gebeiteld. Ze komen aangevlogen als ruimteschepen of lijken op neergedaalde maanlanders met antennes op hun koepelvormige bovenbouw, landingspoten, uitstapluiken en naar de grond leidende ladders. Ernaast staan grote gedaanten en erboven zweven eigenaardige apparaten.
Wat kan daar, op dat kruispunt van religies en culturen, aeonen geleden zijn voorgevallen waardoor in zo’n grote getale dergelijke afbeeldingen ontstonden?
Of het nu om stoepa’s, vimâna’s of obelisken gaat: achter de heilige afbeelding gaat steeds dezelfde grondgedachte schuil. Want wat valt er bvb. Alleen al in de Indische Mahâbhârata (tekst 1) of in de Egyptische Unas-geschriften (tekst 2) te lezen?
1. ‘En arjuna wenste dat de wagen van Indra, de heer der hemelen, hem zou naderen, opdat hij hem kon bestijgen zoals eens zijn voorzaat Duschmantas, om hem, de sterrenbanen doorkruisend, thuis te brengen naar zijn hemelse paleis. En met Mâtali, Indra’s wagenmenner, verscheen opeens in glanzend licht die wagen, duisternis uit de lucht verjagend, alle hemelstreken vullend met geraas als de donder.
2. Gemaakt wordt voor hem, voor Unas, een plateau, opdat hij vandaar ten hemel opstijge. ‘En hij stijgt op op “rook” van de grote “roking”. Hij vliegt en neemt plaats op de lege troon, die in uw schip is, oRe! Deze Unas zet zich af van de aarde. De “wegopener” heeft Unas ten hemel doen vliegen naar de gemeenschap van zijn broeders, de goden. Vliege wie vliege kan, gij mensen, daar vliegt Unas van u heen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten