De stad van de Raketten

Een inscriptie in de stèle van de Egyptische koning Pianchi vertelt:
Farao Pianchi besteeg de trap naar het grote venster om de god Re in de benben te aanschouwen. De koning zelf, die daar helemaal alleen stond, ontgrendelde en opende de beide vensterluiken. Toen zag hij zijn vader Re in het glanzende open heiligdom van de hoet-ben-ben.

Pianchi leefde omstreeks 751 vc. En was één van de krachtige Nubische vorsten die met een groot leger richting Nijl trokken en daar de vijfentwintigste dynastie stichten. Of in die tijd de benben nog te bezichtigen was, valt niet te zeggen. Maar in elk geval toonde deze inscriptie aan dat de benben zelfs in die late periode nog altijd een rol speelde in de ideeênwereld van de Egyptenaren.
De stad Heliopolis, waar al deze gebeurtenissen plaats vonden, heette oorspronkelijk ‘jwnw’ (ioenoe). Ook pilarenstad genoemd, wat ontleend was aan de ioen-pilaar. Maar als deze pilaar niet voor een eenvoudige obelisk staat maar voor een ruimteschip, dan zou die hiëroglief ‘rakettenstad’ betekenen of letterlijker ‘plaats vanwaar de sterrengoden opstegen en afdaalden in hun obeliskvormige raketten’. Hier dringt zich de vraag op : was er eerst slechts een eenvoudige houten pilaar in de woestijn opgericht, waaromheen vervolgens een stad werd gebouwd, of was de pilaar het symbool voor een op die plaats geland raketachtig ruimtetuig? Als men dat laatste aanneemt, dan lijkt piramidespreuk 1143 veel eenvoudiger te interpreteren dan wanneer men ervan uitgaat dat het ging om een primitieve, vereerde houten pilaar dan wel de plug door middel waarvan hij aan het hemelplafond vastgepind zou zijn geweest’. ‘Ik neem de hemel in bezit, zijn pilaren en zijn sterren.’
Welke interpretatie verdient hier de voorkeur? Een aan het hemelplafond vastgepinde verbinding met de aarde of een raket?
De afzonderlijke punten op een rijtje zettend, levert dat het volgende totaalbeeld op, dat geheel vrij van inconsistenties, pleit voor de nabootsing van een raket.
Technologisch onwetende inheemsen zien een vliegend object landen en opstijgen. Zij maken stenen nabootsingen, zoals inheemsen in onze tijd met hout en stro (cargo-cultus) vliegtuigen nabouwen.
De top van de pilaar wordt met koper of elektron bedekt, opdat hij net zo zou schitteren als het metalen hemelvoertuig. De oerbewoners van Egypte, mensen die in de eindtijd van het Stenen Tijdperk leefden, duiden het ruimtevaartuig aan als benben, ‘een soort harde steen’. Die vergelijking beschrijft naar hun begrippen het beste hoe sterk, hoe compact dat vreemde object was. Het woord benben betekent voor hen ‘glanzen, schitteren, uitvloeien, naar de hemel opschieten’ en verwijst daarmee naar de verschijnselen die zij bij het opstijgen van het ruimtetuig waarnamen. Met behulp van een andere term, namelijk thn/thnj (techen/techenj) brengen ze onder woorden dat het speerachtige object in zijn vlucht naar het scheen de ‘hemel verwondde’ en het ook ‘onafgebroken, gelijkmatig neerdaalde, omlaag gleed’. De Egyptenaren gebruikten daarvoor een schriftteken, het beeld van de stier, die met kracht de hemel doorsteekt. Opdat het verband voor iedereen zichtbaar zou zijn , verbinden ze dat teken met de obelisk. De omhoog wijzende vorm van het object en het vliegen door de ruimte symboliseert voor hen de wisselwerking tussen hemel en aarde. De god Min, de god van de donder, wordt eveneens in deze keten van associaties opgenomen. De uitbeelding van het godenvoertuig wordt met het teken van Min verbonden om daarmee te verwijzen naar het oorverdovende, donderachtige lawaai dat een raket bij zijn lancering en landing maakte. Parallellen hiermee zijn bvb. Te vinden in de Indische veda’s en in delen van het Oude Testament. Het opstijgen en landen van ‘hemelvorsten’ en van Jahwe wordt eveneens met de donder vergeleken. Andere volkeren, zoals de Kafirs, noemen hetzelfde object ‘bliksemschicht’ en vertellen eveneens dat het met vuur en donderend lawaai uit de hemel uit de hemel was neergedaald en dat er ‘goden’ uit te voorschijn kwamen. F kijk naar de god Shiva, van wie de Hindoes zeggen dat hij na zijn afdaling uit de hemel uit de ‘lingam’ was gestapt. De god Re, volgens deze interpretatie een buitenaards wezen, was de commandant van het ruimteschip. Hij landde in de later zo genoemde ‘ioen-stad’. Daar werd een soort hangar, het benben-huis, voor de raket gebouwd. Re regeert enige tijd in Egypte en sticht uit het niets een eerste hoogontwikkelde cultuur in het land aan de Nijl. In de mythologie wordt Re een god, die in zijn benben naar de aarde was afgedaald, die ‘straalde als de zon’, zoals ze ‘opging’. Ook wordt gewag gemaakt van zijn vluchten door de ruimte, die hij met zijn hemelse ‘bark’, zijn ‘hemelse zonneboot’ ondernam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten