Mythe en geschiedenis

Wat is eigenlijk het verschil tussen een mythe en een wetenschappelijke geschiedschrijving? Prof. Jan Assmann komt tot de conclusie dat men het begrip mythe gewoonlijk tegenover het begrip geschiedenis plaatst en daarmee twee tegenstellingen met elkaar verbindt: fictie (mythe) versus realiteit (geschiedenis) en met waarden beladen planmatigheid (mythe) versus waardevrije en niet doelgerichte objectiviteit (geschiedenis). Beide begrippenparen staan al geruime tijd op de nominatie om te worden afgedankt. Een verleden dat tot funderende geschiedenis wordt gemaakt en wordt verinnerlijkt, is een mythe, ongeacht of ze fictief is of op feiten berust. Die kwalificatie stelt op generlei wijze de realiteit van de gebeurtenissen ter discussie, maar benadrukt haar verbindende, de toekomst funderende karakter, als iets wat onder geen beding mag worden vergeten.
Mythe en geschiedschrijving zijn nauw aan elkaar verwant. Beide hebben tot doel gebeurtenissen aan komende generaties door te geven.
In beginsel zijn er, als we nu de mythen van de Toradja’s beschouwen die voor de paleo-SETI-theorie bruikbaar zijn, vijf methoden denkbaar:
1. wE zouden alleen het nogal curieuze karakter van die vertellingen naar voren kunnen halen. Dat zou de grapjassen onder ons wellicht amuseren, maar ons begrip van oorzaak en gevolg zou er weinig mee gebaat zijn.
2. We zouden de goden van de Toradja-mythen weer eens als archetypische manifestaties van het onderbewuste kunnen interpreteren. De mythe zou dan niet gaan over goden of vergelijkbare machten, maar over ons eigen bestaan. Maar die benadering schiet te kort. Intussen is duidelijk geworden dat religieuze gedragingen niet simpelweg op illusies gebaseerd kunnen zijn. Een filosofisch-wetenschappelijk inzicht in het verre verleden is namelijk dat alleen het feit van bestaan van vertelling op een reƫle achtergrond wijst.
3. Een derde mogelijkheid is, onvoorwaardelijk geloof hechten aan wat de Toradja’s zelf over hun mythen vertellen. Dan zou echter de beschrijving die leden van exotische samenlevingen van hun doen en laten geven meteen ook het laatste woord zijn, waarop geen verdere navraag meer zou kunnen volgen. Maar iedereen die het gezelschapsspelletje kent waarbij een verhaal fluisterend van de een naar de ander wordt doorgegeven, weet hoe snel een fout in het doorgeven tot een verbastering van het oorspronkelijke verhaal kan leiden. De zelfinterpretatie moet dus geobjectiveerd worden om dergelijke fouten, die bvb. Door een verandering van de culturele sfeer kunnen ontstaan (vooral ook door invloed van de moderne media), tijdig te kunnen onderkennen.
4. De vierde weg is dat wij wat de Toradja’s over zichzelf beweren grotendeels of volledig buiten beschouwing laten. Dat is precies wat al diegenen doen die, zonder nadere analyse, uitgaan van de onmogelijkheid van een contact tussen mensen en buitenaardse wezens. Dat is natuurlijk een heel comfortabele, weinig zelfkritische houding. Helaas staat die gemakzucht nog al te veel vertegenwoordigers van de traditionele geschiedwetenschappen in het gelaat bestorven.
5. Ik zou een vijfde weg willen kiezen. Er staat ons tegenwoordig een uitgebreid instrumentarium ter beschikking dat ons in staat stelt te begrijpen in welke begripsmatige richting de reactie op de oorspronkelijke gebeurtenis zich heeft ontwikkeld. Als er bij de mondelinge vertelling (narration) van de Toradja’s geen sprake is van een volkomen onzinnige geschiedenis, die nu evenmin enige betekenis heeft als toen zij ontstond, dan is het verhaal over de uit de sterrenwereld naar de aarde afgedaalde goden een herhaling van de oorspronkelijke gebeurtenis.

De hamvraag is natuurlijk of het eeuwenlang doorvertellen van dat verhaal niet ook tot een drastische verandering ervan heeft geleid. Kan de kern van de oorspronkelijke gebeurtenis nog worden blootgelegd. Het mytheonderzoek heeft aangetoond dat het doorvertellen van een mythologische geschiedenis altijd tot doel heeft informatie te bewaren. Het gemeenschappelijke fundament van de samenleving moet door de vertelling in stand worden gehouden; daarom moet de spreker bepaalde regels volgen en zijn hele argumentatie op dat doel richten. De verteller moet zijn verhaal zo exact mogelijk doorgeven. Het kan zijn dat een andere ingrijpende gebeurtenis de vertelling doorkruist, maar zelfs in dat geval heeft de hedendaagse geschiedvorsing diverse welhaast criminologische methodes ter beschikking om de eigenlijke kern bloot te leggen. Wat concreet betekend : de mythe van de sterrengoden werden langs parallel lopende informatiekanalen doorgegeven. De kerninformatie kon dus niet verloren gaan, omdat er aanvullende berichten bestaan die het oorspronkelijke gehalte versterken en interpreteren, en door deze herhaling de mythe gewoonweg resistent tegen de tand des tijds hebben gemaakt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten