Er zal een dag komen, een dag in de eindeloze reeks dagen, waarop wezens, wezens die nu alleen in onze gedachten verscholen en in onze lendenen verborgen zijn, op deze aarde staan, als op een kruk, en zij zullen lachen en hun handen uitstrekken te midden van de sterren.
H.G. WELLS (1866-1946)
Onze reis naar afgelegen culturen in verre landen door de tijden heen begon op Sulawesi, en daar willen we haar ook beëindigen. Ten minste 500.000 jaar liggen er tussen ons en het eerste verschijnen van de homo erectus op het ten zuidwesten van Sulawesi gelegen eiland Java. En het is 30.000 jaar geleden dat Sulawesi werd bevolkt door de moderne mens, de homo sapiens, die in de grotten van zuidelijk Sulawesi een eerste tehuis vond en okerkleurige tekeningen in de steile kalkklippen van Leang Leang (ongeveer veertig kilometer van de hoofdstad Ujung Pandang verwijderd) achterliet. Hun nakomelingen werden waarschijnlijk nog in 1905 door onderzoekers in de buurt van het district Bone aangetroffen. To-ala, bosmensen, werden zij door de bevolking uit de omgeving genoemd. Drieduizend jaar geleden vestigden zich emigranten uit Azië op het orchideeëneiland, en die brachten gedomesticeerde dieren, planten en nieuwe cultuurgoederen mee. Rond die tijd kunnen de eerste contacten met de vreemde intelligente wezens hebben plaatsgevonden, die door de Toradja’s en andere volkeren op Sulawesi als goden van de Plejaden werden beschouwd. Die bezoeken lijken in de tijd na Christus te zijn doorgegaan. Sulawesi, dat eiland van palmenstranden, regenwouden en moeraslandschappen, houdt tot op de dag van vandaag veel geheimen verborgen. Een van de laatste grote raadselen wordt bewaard door een kleine stam in het westen van Zuid-Sulawesi.
De dagen in Tana Toradja liggen achter ons. Nu rijden we over een hobbelige weg langs rubberplantages en rijstvelden. Ons doel is het gebied ten zuiden van Bone, de oude vorstenresidentie van de Bugi’s. Want daar bevindt zich het centrum van de Konjo sprekende volkeren, die in vier afgelegen dorpen de oeroude Tanatowa-traditie van hun voorouders in ere houden. De Kajang staan officieel als pre-islamitisch te boek, omdat hun religie reeds lang vóór de missionering van Sulawesi door de islam bestond.
We komen met de auto tot op ongeveer een kilometer van het dorp Benteng. Dan verspert een knoestige slagboom ons de weg. Zoals alle bezoekers laten ook wij de wagen buiten de dorpen staan. De Kajang wensen in hun dorpen geen techniek. Zij leven in een bewust harmonische relatie met de natuur om hen heen. We trekken zwarte kleren aan en bedekken ons hoofd met een in de vorm van een tulband gevouwen doek. De Kajang dragen alleen zwarte kleding, omdat zij geloven dat het leven aan de duisternis ontsproten is. In gezelschap van Semsia, een jonge vrouw wier familie uit dit gebied afkomstig is, betreden wij een andere wereld.
De huizen met hun wanden van bamboe en hout en hun daken van palmbladeren worden al eeuwenlang uit louter natuurlijke materialen opgetrokken. Moeders staan bij open vuurplaatsen en koken het middagmaal voor het gezin of roeren in grote koperen ketels die boven de vlammen hangen suikerriet tot een kleverige, donkere, moutachtige stroop. Andere vrouwen winnen uit de indigoplant de blauwzwarte kleurstof voor hun kleding.
Langs een houten ladder komen we in het op palen rustende woonvertrek van een van de gezinnen. De grijze dorpsoudste ontvangt ons in kleermakerszit in zijn huis, dat slechts enkele luchtige matten om op te slapen en wat kookgerei bevat. Deze mensen, die voor hun levensonderhoud alleen landbouw bedrijven, hebben niet zoveel nodig om in hun wereld te leven. Ook al bestaat er tegenwoordig contact met de buitenwereld en gaan steeds meer kinderen en jongeren naar school, waardoor ze de leefwijze van de Indonesiërs leren kennen, toch hebben de Kajang tot nu toe hun culturele tradities niet verloochend. Zo is het bijvoorbeeld de aanvoerder van de Kajang, Amatowa genaamd, nog steeds niet toegestaan het territoriurn van de vier Kajang-dorpen te verlaten.
Wat ons naar hen toe heeft gebracht, is hun Tanatowa-mythologie. ‘Tanatowa’ betekent letterlijk: ‘land van oorsprong van de mensheid’. De Kajang geloven tot op de dag van vandaag dat in een woud in hun gebied de eerste mensen geschapen werden en dat die daar wellicht nog altijd leven. Dat circa tweehonderd hectare grote stuk land is aan een absoluut taboe onderworpen. Niemand, ook niet zijzelf, mag dat heilige bos betreden. De ingangen van hun huizen mogen zelfs niet eens in de richting van het raadselachtige bos liggen, opdat het geen macht over hen zal kunnen uitoefenen. Wat verbergt zich werkelijk in dat strikt verboden gebied? Gaat het ‘maar’ om een legende? Maar we hebben gezien dat oude overleveringen altijd minstens een kern van waarheid bevatten. Vonden in dat bos misschien de genetische experimenten plaats die de mens pas tot mens maakten? Het leven heeft zijn oorsprong in de duisternis, geloven de Kajang. Brachten hun goden ooit de geschikte bouwstenen voor dat leven uit de onmetelijke zwarte kosmos mee? Voegden zij op Sulawesi de vereiste informatie aan het menselijk erfelijk materiaal toe? Misschien is dat al te speculatief, maar de vraag blijft toch hoe de Kajang op het idee zijn gekomen dat in dat woud het ‘land van oorsprong van de mensheid’ ligt. Wat verbergen die bomen, lianen en struiken voor de ogen van de mensen?
Hoe is de mens eigenlijk mens geworden? Mogelijk ligt het antwoord op die vraag inderdaad in onszelf, in onze genen. Dragen wij wellicht zelfs een aan de mens zelf geadresseerde ‘brief van de ‘sterrengoden’ in ons mee? Het informatiegehalte van één enkel menselijk chromosoom komt omgerekend overeen met ongeveer vijfhonderd miljoen woorden. Dat getal is al bijna onvoorstelbaar. Een pagina van dit boek telt gemiddeld zo’n driehonderd woorden. Bij een aantal van 250 pagina’s per boek heeft u tegen de zevenduizend boeken nodig om de informatie van één chromosoom weer te kunnen geven. U beschikt dus zoals ieder mens over een enorme inwendige bibliotheek. En die levensencyclopedie met haar vijfhonderd miljoen informatie-eenheden staat u in elk van uw honderd biljoen celkernen ter beschikking. Het verschil is alleen dat uw genenbibliotheek niet op papier staat, maar in kernzuren gecodeerd werd. Onze genetici hebben echter intussen de DNA-taal leren lezen. De volgorde van de nucleotiden zegt hun welke ‘titel’ ze voor zich hebben, en deels kunnen ze ook al de inhoudsopgave ‘lezen’ of de afzonderlijke bladzijden ‘omslaan’, daarin wat grasduinen’ en enkele ‘letters’ of woorden’ omschrijven. Daarbij zijn de wetenschappers bij de hogere organismen op enkele eigen aardige passages gestuit. Alle organismen (behalve de bacteriën) beschikken over speciale combinaties van nucleotiden die aangeven waar de reproductie begonnen moet worden en waar de overdracht moet eindigen.’ Wij kunnen ze eenvoudig vertalen met ‘hier beginnen’ en ‘hier eindigen’. Maar dan volgen opeens bevelen als ‘Attentie! Opgepast! Nu volgt complete nonsens! Niet op letten!’ Ten slotte wordt de sequentie besloten met het signaal: ‘Einde van het domme gebazel!’ Het volstrekt verbijsterende daarbij is dat die onzin-informatie vijfennegentig tot zevenennegentig procent van de totale hoeveelheid informatie uitmaakt. Dus niet meer dan drie a vijfprocent van de genetische informatie zou de mens maken totwathij is. De evolutiebioloog Robert Shapiro2 schrijft daarover: ‘Dergelijke domeinen worden, weinig vleiend, troep, nonsens of afval genoemd... Maar wij kunnen daar niet zo zeker van zijn. Mogelijk geven zij in code of in een nog niet als zodanig herkende genetische taal belangrijke informatie weer.
En als in die ‘verguisde’ vijfennegentig a zevenennegentig procent van onze genenbibliotheek nu eens juist datgene staat waar wij naar zoeken? Als buitenaardse wezens inderdaad ooit onze humanoïde voorouders (of nog veel vroeger levende voorzaten) als proefkonijnen voor een project ‘homo sapiens’ hebben gebruikt. dan zouden de sporen van die manipulaties juist in dat zogenaamde ‘afval’ te vinden kunnen zijn. De mythen en religies van onze wereld maken in gecodeerde vorm melding van zulke manipulaties. Op Sulawesi evenzeer als in Sumerië of Mexico.
Van één ding kunnen we in ieder geval zeker zijn: als een overlevering van generatie op generatie wordt doorgegeven, dan hoeven we slechts naar de ware inhoud ervan te zoeken om te ontdekken wat de oude volkeren altijd al wisten. De aarde ontving bezoek ut de kosmos. Het aardse leven is niet meer dan een mozaïeksteentje in het reusachtige levensverhaal van een veel groter systeem: het universum dat ons omringt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten