SETA 3: Bewijzen in koninklijke residenties

Ghana. Ashanti is de naam van een volk, het koninkrijk waar het leeft en de taal die het spreekt. De Afrikaanse Goudkust van Ghana is het vaderland van dat volk. Dat rijk kent nog steeds twee heersers: de ene is de president, de andere is de Asantehene, koning Opoku Ware II, wiens invloedssfeer een kwart van Ghana beslaat. Zijn koninkrijk bestaat voornamelijk uit uitgestrekte weidegronden en steile beboste heuvels. In Kumasi, de op één na grootste stad van het land, regeert Opoku Ware II als geestelijk en wereldlijk leider. Vergezeld van muzikanten, omroepers met trommels en allerlei ceremonieel vertoon trekken zijn hoofdlieden meermalen per maand naar zijn paleis om met hem over de verdere toekomst van de Ashanti te beraadslagen.

Hun religie kent een hoogste god, die zij Onyankopon (de Grote) of Otumfoo (de Machtige, Eeuwige, Eerste en Oudste) noemen. Deze hoogste god heeft geen priesters, want de rechtstreekse toegang tot hem moet voor iedere gelovige openstaan. Onder hem, in hiërarchische zin, staan echter andere goden, zijn kinderen, die ooit naar de aarde kwamen. Een van de Ashanti-vertellingen verhaalt hoe een man, Di Amono, in het bos opeens een brandende ‘Steen’ zag. Dat was het teken dat de goden geland waren.

Een van de belangrijkste episodes van hun geschiedenis speelde zich af aan het begin van de regering van koning Osai Tutu (1695-1731). De beroemde medicijnman Anochi was naar Osai Tutu gekomen en sprak tot hem: ‘Grote hoofdman Osai, het verheugt Nyame [God] u het koninkrijk van Ashanti en alle Akan-sprekende volkeren te schenken. Als u de Grote Raad met alle clanhoofden van het rijk bijeenroept, zal ik de ceremonie voltrekken waarmee u als nationaal monarch bevestigd wordt. Het is Gods wil.’

De Grote Raad van de Ashanti kwam bijeen en Anochi smeekte zijn god om hem een teken te geven. Op dat moment richtten aller ogen zich naar de hemel. Uit de hoogte daalde een gouden ‘zetel’ langzaam naar de aarde af, om ten slotte op de grond te landen.

Anochi begreep in een flits wat er gebeurde en verkondigde: ‘Deze zetel bevat door Gods wil de ziel van de natie Ashanti. Nooit mag een ander op deze zetel zitten, en niemand mag hem uit Ashanti verwijderen, anders zal alle mensen een groot ongeluk overkomen.’

Dankzij de krachten van deze ‘goddelijke troon’ overwonnen de Ashanti voortaan al hun vijanden. Pas toen de Britten met hun superieure wapentechniek Afrikaanse landen tot koloniën maakten, namen de lotgevallen van de Ashanti een negatieve wending. Na een belegering van Kumasi en fel verzet moest de Asantehene Prempeh zijn rijk overgeven. De vrees dat de Gouden Zetel door kanonvuur beschadigd zou kunnen worden had de doorslag gegeven. We kunnen ons nog steeds de woede en verontwaardiging van de Ashanti voorstellen toen de Engelse gouverneur, sir Hodgson. op deze heilige zetel plaats wilde nemen.

De hemelse troon verdween in elk geval, en de koning begaf zich in ballingschap naar de Seychellen, ten noordoosten van Madagaskar. Dertig jaar later gaven de Engelsen de Gouden Troon terug aan de inmiddels grijs geworden koning en herstelden ze hem voor korte tijd in zijn ambt, voor hij stierf.

Het is mogelijk dat de geschiedenis van de Gouden Troon die uit de hemel afdaalde een slimme vondst is van de Ashanti-koningen om hun macht te legitimeren. En dat de vermaarde medicijnman Anochi een goocheme goochelaar was, die het gouden object door een of andere truc op het juiste moment schijnbaar uit de hemel liet afdalen. Het kan zijn dat de hele legende op bedrog berust, waarin intussen nog altijd drie miljoen Ashanti heilig geloven. Maar als het eens geen verzinsel is? Dat zouden we eens moeten uitzoeken. Misschien is de regerende Asantehene Opoku Ware II veel openhartiger dan menig ander geestelijk leider en kan hij met een omzichtig onderzoek van zijn ‘zitgelegenheid’ instemmen. Dat zou dan voor beide partijen de moeite waard kunnen blijken...

Japan, 1946. De Japanse keizer, tenno Hirohito, zweert tijdens zijn nieuwjaarsboodschap onder druk van de Amerikaanse regering zijn eigen goddelijkheid af. Daarmee stort de geloofswereld van talloze Japanners in. Zijn onderdanen begrijpen niet wat dit te betekenen heeft. Hoe kan tenno Hirohito, die zij als god ‘binnen de negenvoudige wolk’ vereren, afstand doen van zijn verheven status. En dus trekken ze op 2 januari 1954, kort na het einde van de Japanse bezetting, weer met honderdduizenden tegelijk naar het paleis voor de traditionele massa-audiëntie. De Japanse ‘Chrystantentroon’ had slechts even gewankeld onder de democratische stormloop van Amerika. Natuurlijk ontkwam het keizerlijk huis er in de moderne tijd, met zijn grotere openheid, niet aan profaner te worden. Maar nog altijd is driekwart van de Japanse bevolking vóór het oudste keizerrijk van de wereld onder Akihito, de zoon van Hirohito.

Toen in 1926 de laatste god-keizer geïnstalleerd werd was het tenno-systeem al heel oud. Onlangs ontdekten Japanse archeologen ten oosten van Osaka in het dorp Asuka een ronde Kitora-grafheuvel. Ruim 1300 jaar lang had in het binnenste daarvan een twaalf bij twee centimeter metend houten plankje bewaard gelegen. En in Kanji-schrift was daarop het woord ‘tenno’ te lezen. Het gaat hier waarschijnlijk om de oudste schriftelijke weergave van dat woord. Enkele maanden later openden de Japanse ar­cheologen een andere grafheuvel in Asuka. Deze was drie meter hoog en had een doorsnede van dertien meter. Het ontstaan van die grafheuvel wordt eveneens in de zevende eeuw n.Chr. gedateerd. De eigenlijke sensatie bevond zich onder het beschermende oppervlak, want binnenin troffen de archeologen een beschilderde stenen kamer aan. Verbluft ontdekte men een buitengewoon precieze sterrenkaart, waarop zelfs de hemelequator is ingetekend. Vermoedelijk is het de oudste van dergelijke astro­nomische kaarten ter wereld. De tenno-graven lijken nauw verband te houden met deze kosmische afbeelding. Want ‘tenno’ betekent letterlijk goddelijk wezen’.


In uit de Jajoi-periode stammende graven op Noord-Kioesjoe vonden de archeologen zwaarden, spiegels en juwelen, de latere onderscheidingstekens van de troon, die al aan het begin van de Japanse mythologie opduiken. De Japanse keizers van de twintigste eeuw, Taisho, Hirohito en Akihito, kregen bij hun troonsbestijging diezelfde drie symbolen overhandigd. Ook op de drempel naar het derde millennium blijft Japan aan zijn mythologische overlevering en zijn traditionele shinto-religie vasthouden.

De drie symbolen gaan terug op de goden van de oudste tijden, die aanvankelijk de heerschappij over de aarde uitoefenden en landden op een eiland waar een godenpaar een ‘hemelzuil’ oprichtte. Toen hun invloed dreigde af te nemen, zonden de goden Ninigi, de ‘kleinzoon’ van de godin Amaterasoe, naar de aarde. Hij stond voortaan onder bescherming van de drie objecten.

Volgens de legende landde hij, uit de hemel komend, op een berg in Hyüga (Zuidoost-Kioesjoe), dat destijds cultureel onderontwikkeld was. Van daaruit stuurde hij zijn zoon Kamoe Yamato Iware Hiko, ook Jimmoe tenno genaamd, naar het centrale deel van Japan, waar deze in het jaar 660 v.Chr. het rijk Yamato stichtte. Daarmee werd hij de eerste van de tot nu toe 125 tenno, die hun geslachtslijn rechtstreeks van de zonnegodin Amaterasoe en haar hemelse kleinzoon Ninigi afleiden.

Nog altijd worden de voorwerpen die Ninigi naar de aarde meebracht door de Japanners bewaard als hun meest heilige relikwieën. De raadselachtige spiegel bevond zich na het contact tussen goden en mensen aanvankelijk in het keizerlijk paleis. Tijdens het bewind van de tiende Japanse keizer, Soejin tenno (eerste eeuw voor Christus), werd de verheven spiegel, symbool van goddelijk gezag, door de keizerlijke prinses Mikoro naar Ka­sanoeinomoera overgebracht. Onder het bewind van imperator Soeinin (4 v.Chr.) verhuisde hij ten slotte naar zijn huidige bewaarplaats in de stad Ise. Het tempelcomplex van Naikoe wordt sindsdien als hoogste Japanse heiligdom beschouwd. Dit sanctuarium bevindt zich op een eiland in de rivier de Izoezoe, op de plekwaar de godin Amaterasoe Imikami aan de mensen verscheen.

Sinds de derde eeuw wordt het cipressenhouten gebouw om de twintig jaar in een exact vastgelegde ceremonie tot in de details nauwkeurig vernieuwd. (De laatste reconstructie vond in 1993/’94 plaats; het was de eenenzestigste sinds het begin.) Oorspronkelijk hadden alleen de koninklijke familie en haar priesters toegang tot het sanctuarium. Maar sinds de negentiende eeuw is deze tempel ook voor de eenvoudige gelovigen openge­steld. Jaarlijks trekken zeven à acht miljoen pelgrims ter aanbidding van de heilige relikwieën naar Ise.

De buitenaardse (?) spiegel wordt sinds eeuwen onafgebroken in doeken gehuld en buiten het zicht gehouden. Niemand mag hem zien. Alleen een pas ingehuldigde tenno mag zich rechtstreeks naar de geheimzinnige kristallen spiegel begeven om het teken van zijn goddelijkheid aan te raken.

Als de toenadering van de Japanse god-monarchie uit het ‘binnenste van de negenvoudige wolk’ tot de moderne wereld van de eenentwintigste eeuw onder kroonprins Naroehito wordt voortgezet, dan verleent Zijne Majesteit misschien ooit audiëntie aan wetenschappers die in het mysterie van de kristallen spiegel geïnteresseerd zijn. Die soort kamikaze zou zeker niet de slechtste zijn, want ‘kamikaze’ betekent ‘godenwind’. Moge die ten bate van de gehele mensheid even verfrissend door de eerbiedwaardige hallen van antieke tempels als door de collegezalen van universiteiten waaien.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten