SETA 4: Bewijzen in musea

Sulawesi. We keren nogmaals terug naar de eilandenwereld van Indonesië. De vorsten van Gowa werden, zoals wij al hebben verteld, gekroond op die plek op Sulawesi waar hun voorzaten, uit de kosmos komend, op aarde geland waren. Zij zagen zichzelf als rechtstreekse afstammelingen van die hemelse bezoekers. Volgens het oudste manuscript uit het rijk van Gowa dat wij kennen, uit het jaar 1565, moet dat koninklijk geslacht omstreeks het jaar 1300 aan de macht zijn gekomen. De ‘Lontara Gowa’ vertelt in Sanskriet-schrift hoe uit de ‘godenhemel’ een vrouw naar de aarde kwam. Haar naam was Tumanurung, ‘zij die afdaalde’. Ze trouwde met de sterveling Karaeng Bayo, verenigde enkele vorstendommen en stelde een rijksraad in. Na een tijdperk van vrede en welstand steeg ze weer naar de hemel op. Haar zoon Massalangga Baraya bleef echter op aarde en werd de voorvader van de latere heersers. Van deze oorsprongsmythe bestaan in Zuid­Sulawesi diverse schriftelijke en mondelinge varianten. Op een kilometer of tien van de hoofdstad van het eiland, Ujung Pandang, staat in het centrum van de kleine plaats Sungguminasa het paleis van de voormalige Gowa-vorsten. De ‘Boala Lompoa’, zoals de residentie wordt genoemd, is tegenwoordig een museum. In 1936 werd het paleis gebouwd, in de traditionele Makasar-stijl. Het is van hout en staat op palen. Een kanon uit de zestiende eeuw is hier bewaard gebleven, en verder sieraden uit luisterrijke tijden en afbeeldingen van gewezen heersers. Maar de voornaamste attractie zijn de pusaka, de vorstelijke onderscheidingstekens. Als de schatkamer met toestemming van het bureau van de Bupati geopend wordt, kijkt men met verbazing rond in een vertrek waarin kaarsen en wierookstaafjes staan en als offerande betelnoten zijn neergelegd. Net als vroeger worden de symbolen van de Gowa-heersers in ere gehouden. Vroeger werden ze eenmaal per jaar tijdens de pelgrimsmaand op de dag ‘Han Raya Haji’ gereinigd door de priesterlijke ‘bissu’s’, een soort travestieten uit religieuze overtuiging, die een eigen esoterische taal spraken. Tegenwoordig worden deze ceremoniële reinigingen uitgevoerd door ambtenaren van de staat Indonesië. Vier gouden armbanden in de vorm van een op­gerolde slang met een wijd opengesperde bek en een zestien kilo wegende gouden kroon worden met passende eerbied tentoongesteld. Eén object ontbreekt echter, en dat is nu juist het interessantste. Het is de ‘Tanisamang’, een gouden ketting waarvan de oorsprong naar verluidt in de hemel lag en die mogelijke een buitenaardse artefact (categorie II) is. De godin Tumanurung had de ketting van een goddelijke kracht voorzien waardoor ze raadselachtige eigenschap vertoonde: als ze gewogen werd, wat jaarlijks gebeurde, bleek ze telkens weer een ander gewicht te hebben. De vorst verbond daar een voorspelling aan. Nam het gewicht toe, dan was dat een goed voorteken voor het land. Maar hoewel de hemelse ketting streng bewaakt werd, was zij op een kwade dag verdwenen. En van de dief natuurlijk geen spoor. Handelde deze in opdracht van een rijke verzamelaar? Wilde een bediende wat extra’s verdienen? Hadden de vorstelijke nazaten en hun priesters misschien de hand in de diefstal? Niemand weet het. We kunnen dus alleen maar hopen dat het mysterieuze object nog bestaat, en ooit weer voor de dag komt.

Maar ook andere minirijken beschikken over kleinoden die door de goddelijke voorouders geschonken werden, ook al waren die wat rang en macht betreft inferieur aan de onderscheidingstekens van Gowa. Birgitt RottgerRössler, die in de jaren tachtig etnologisch veldonderzoek deed in ZuidSulawesi, schrijft:

‘Een belangrijk element van de religie van de patuntung is, zoals in heel Zuid-Sulawesi, de cultus rond een pre-islamitisch heiligdom, dat een centrale plaats inneemt in het leven van de meeste familiegroepen en in het hoogland kalompoang (“grootheid”) wordt genoemd. Volgens het plaatselijke geloof gaat het daarbij om een voorwerp dat de eerste uit de godenhemel neergedaalde vorstin bij haar latere terugkeer naar de hemel achterliet, en dat sindsdien het dorpsgezag belichaamt, omdat volgens de overtuiging van de bewoners daarin de geest van die vorstin woont. Het heiligdom van Bontolowe wordt in een miniatuurbed in een bepaald huis bewaard, waar het door een vrouw, de “vrouwelijke adat” […] beheerd wordt. De functie van de kalompoang heeft zowel een politiek als een religieus aspect: ze legitimeert niet alleen de politieke macht van de dorpsregent, die immers altijd een rechtstreekse nakomeling van de goddelijke vorstin moet zijn, maar is tevens de machtigste bemiddelaar tussen de door hem bestuurde groep en de hoogste godheid.’

Bij bepaalde riten worden aan de kalompoang bloedoffers gewijd, want ondanks de islamisering geloven de bewoners van Zuid-Sulawesi dat dit voorwerp inderdaad bemiddelt tussen de mensen en de hoogste godheid. Of het resultaat van een onderzoek positief of negatief zou uitvallen? Eén ding staat vast: dat instrument van een symbolische communicatie met de goden is tastbaar aanwezig en verdient het serieus geanalyseerd te worden.

Chili. Over de Panamericana zijn wij op weg naar ons reisdoel. In het noorden van Chili, aan de rand van de Atacama-woestijn, bevinden zich reusachtige in de bodem geschraapte afbeeldingen, tot 120 meter lang, en verstrooid over een oppervlak van vijftigduizend vierkante kilometer. De datering ervan is lastig. Maar ze lijken te stammen uit de archaische periode, die ver vóór Christus begon. De oeroude zandschilderingen herinneren aan eigenaardige helmen dragende figuren, vreemde toestellen en hemelse gebeurtenissen.

Onze weg leidt door het centrale deel van las Cordifleras de Los Andes zuidwaarts naar een landschap met dodelijke zoutmeren en vulkanen waarvan sommige wel 6500 meter hoog zijn. Maar zelfs in deze onherbergzame streek leefden mensen, in een woestenij waar sinds daar vierhonderd jaar geleden Spanjaarden arriveerden geen druppel regen meer gevallen is.

De Cunza, indianen van de Atacamenos-stammen, die als nomadiserende jagers en verzamelaars hun bestaan rekten, hadden al duizenden jaren eerder deze verlaten streek tot hun leefgebied gemaakt. Later kregen ze contact met de imposante Tiahuanaco-cultuur aan het zeshonderd kilometer verder gelegen Titicaca-meer. Pas omstreeks 1450 strekte het Incarijk zich tot in die contreien uit.

San Pedro de Atacama is een kleine oase, op 2400 meter hoogte. Het afgelegen dorpje van 2500 zielen zou het niet waard zijn vermeld te worden als zich op die plek niet in de periode vóór de Spanjaarden het culturele centrum van de woestijn-indianen had bevonden en als daar niet in 1641 een kerk van cacteeënhout en breuksteen zou zijn gebouwd. Het was die kerk die in 1955 de Belgische pater Gustav Le Paige aantrok. Deze was behalve priester ook archeoloog. En in een tijdsbestek van ruim twintig jaar heeft hij in die omgeving 5500 graven blootgelegd, kruiken, vuistbijlen, gouden kettingen en andere voorwerpen opgegraven, een ceremonieel centrum bij de vulkaan Licancabur ontdekt en in San Pedro het modernste museum van Chili ingericht. Het pronkstuk van zijn werk is de oudste mummie van Amerika, en vermoedelijk van de hele wereld: ‘Miss Chili’, zoals de mummie genoemd wordt, heeft een leeftijd van 7810 jaar. De mummies in dat gebied zijn dankzij het droge woestijnklimaat in een verbazingwekkend goede staat gebleven, en bovendien was de ‘kennis die dat geheimzinnige volk van de menselijke anatomie had veel groter dan die van de Egyptenaren’. Opmerkelijk is dat de oudste mummies tevens de best gemummificeerde zijn.

Maar voor hij overleed zou deze missionaris-archeoloog de wereld nog een groot raadsel nalaten. In 1975 beweerde pater Le Paige dat hij op lijken van buitenaardse wezens was gestuit. Zijn letterlijke woorden waren:

‘Enkele mummies die ik vond hadden gelaatsvormen zoals wij die op aarde niet kennen... Men zou mij niet geloven als ik zou vertellen wat ik in die graven nog meer aantrof.’

In 1980 ontving de auteur Erich von Däniken een brief van pater Le Paige. Maar voordat Von Däniken naar Chili kon reizen, overleed Le Paige. In 1993 heb ik het museum van San Pedro bezocht. De vriendelijke onderdirecteur liet mij een slechts enkele centimeters groot gehelmd poppetje zien, dat hij als ‘het marsmannetje’ presenteerde. Ik moet eerlijk beken­nen dat ik daar nu niet bepaald een buitenaards wezen in kon zien. Zou pater Le Paige, eredoctor en onderscheiden met hoge Europese en Amerikaanse orden, met dat poppetje zijn internationale reputatie op het spel hebben gezet?

‘De padre,’ vertelde de onderdirecteur mij, ‘was al wat seniel voor hij overleed.’ Dat zou de eenvoudigste verklaring zijn en verdere onwelkome vragen over ‘los marcianos’, de ‘Marsmensen’, overbodig maken. Zeker. Maar het is een slechte verklaring. Want de éénenzeventigjarige Le Paige was nog altijd wel zo kras dat hij zijn parochie goed kon leiden, dat hij het museum kundig beheerde en dat hij doorging met zijn uitgebreide opgravingen, waarbij hij ‘buitenaardse wezens’ ontdekte. In zijn notities heeft hij het wel over een poppetje, maar hij betitelt dat slechts als grafgift. Waar zijn dus de vreemde lijken gebleven die voor de ervaren archeoloog en opgraver van talloze mummies aanleiding waren om de ‘schrik van de archeologie’, Erich von Däniken, te informeren? Dat zal voorlopig wel een geheim blijven, net als de verblijfplaats van de gevonden objecten. Liggen ze nog in de kelder van het museum, waar slechts oppervlakkig geïdentificeerde vondsten zijn opgeslagen? Werden ze overgebracht naar de katholieke universiteit van Antofagasta, die formeel de supervisie over de opgravingen had? Of belandden ze, evenals enkele kleinere artefacten, in het Nationale Museum in Santiago de Chile? Het gerucht doet de ronde dat er een film is gemaakt van de berging van de mysterieuze mummies en grafgiften. Ook die film is onvindbaar. Maar de brief die pater Le Paige nog bij zijn volle verstand schreef, die kan men niet wegredeneren. Daarin valt te lezen wat hij ook tegen een verslaggever met een microfoon zei: ‘1k geloof dat in de graven ook buitenaardse wezens lagen. Enkele van de mummies die ik vond hadden gelaatsvormen zoals wij die op aarde niet kennen.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten